De situatie in Nederlandse niet-stedelijke gebieden verschilt wezenlijk van die in de Randstad. Er zijn voor jongeren in niet-stedelijke gebieden minder ontmoetingsmogelijkheden met mensen met een andere culturele achtergrond. Ze zijn voor informatie en beeldvorming over mensen met een migratieachtergrond meer afhankelijk van berichtgeving in (sociale) media, de opvattingen van vrienden en ouders spelen een relatief grote rol, en er is soms sprake van een sterke groepsdruk. Ook hebben jongeren in niet-stedelijke gebieden relatief vaker een lagere opleiding en voelen zij zich daardoor achtergesteld. Mede omdat de werkgebieden in niet-stedelijke gebieden veel groter zijn, is er hier minder uitwisseling van ervaringen en kennis op het thema polarisatie tussen jongerenwerkers. Er is daarom bij deze jongerenwerkers behoefte aan aanvullende of specifieke aanpakken.
Er is al veel beschikbaar aan methoden die kunnen worden ingezet in niet-stedelijke gebieden. Deels gebeurt dit al, maar deels is het aanbod te weinig bekend of wordt het niet gebruikt. Ook moet er voor een deel nog passend aanbod worden ontwikkeld. Het is aan te bevelen dat kennis over wat al beschikbaar is nog meer wordt gedeeld met het werkveld. Uit het KIS-onderzoek blijkt dat er nog het nodige werk te doen is, met name op het gebied van gemeenschappelijke handelingsperspectieven (‘wanneer ingrijpen, wanneer worden grenzen overschreden’) en een gedeeld referentiekader binnen de organisatie.
Publicatie en factsheet
De publicatie die bij dit onderzoek hoort is hier te downloaden. Bekijk daarnaast ook deze factsheet, waarin KIS kort de oorzaken van polarisatie onder jongeren in niet-stedelijke gebieden, de behoeften van jongerenwerkers, en de beschikbare kennis en tools heeft beschreven.
Bron: Kennisplatform Integratie en Samenleving