Praktijkvoorbeeld

Richt je als school een gebedsruimte in?

Hoe ga je als school om met de vraag om een gebedsruimte in te richten? 'De slechte manier', zo stelt imam en expert Khalid Benhaddou, 'is meteen zo een ruimte in te richten met die benaming. De kans is reëel dat dit tot een grote polarisatie zal leiden. De leraren zullen een gevoel van onbehagen krijgen, net als de brede school en ouders van andere leerlingen mogelijk zullen denken dat dit naar islamisering neigt.' Maar hoe reageer je dan wel best?

Khalid Benhaddou: ‘De goede manier is dat je daar als school proactief over nadenkt: wat is het pedagogisch project van de school en hoe kijk je naar levensbeschouwing en plaats voor spiritualiteit op school. Is daar ruimte voor? Als het antwoord daarop ‘ja’ is, dan moet je daar acties aan verbinden en een ruimte inrichten’.

Bezinningsruimte

Wanneer je als school beslist een ruimte in te richten moet meteen worden stilgestaan bij de naam van die ruimte. ‘Een “gebedsruimte” associeert men al heel snel met een ruimte voor moslims. Denk misschien eerder aan een “bezinningsruimte”, een “stille ruimte” of, als je het breder wil trekken naar mensen die niet religieus zijn, een “prikkelarme ruimte”. Op die manier verander je ook het onderwerp. Het gaat dan niet enkel over moslims, maar over hoe je moet omgaan met levensbeschouwelijke aspiraties en spiritualiteit, maar evengoed om mensen die soms nood hebben aan zich terugtrekken uit hun eigen omgeving.’

Conclusie is dus: probeer er proactief en preventief mee om te gaan. Anders riskeer je dat er een tegenreactie volgt, of dat mensen met een gevoel van onbehagen achterblijven. ‘Wacht niet tot het gebeurt, want dat kan leiden tot een grote polarisatie. Ik heb zelf gezien hoe heel wat scholen dat als een boemerang in het gezicht terugkregen. Hoe goed ze het ook meenden.’

Benhaddou besluit: ‘Niet elke toegeving is een toegeving aan de islamisering. Als school moet je goed uitleggen waar de grenzen zijn. Maar daar waar het wel kan, moet je als school ook assertief zijn, en dat durven zeggen. Dat komt alleen maar ten goede aan de identiteit van mensen en bevordert ook het samenleven van mensen.’